Autisme samengevat

                              Wat is autisme?

 

Elk kind, elke jongere, elke volwassene met autisme heeft een eigen persoonlijkheid, eigen interesses, dromen, vaardigheden, mogelijkheden en beperkingen. Eén eigenschap hebben ze met elkaar gemeen: ze begrijpen de wereld anders dan mensen zonder autisme. Hun waarnemen en denken zijn fundamenteel anders, en daardoor hebben ze allerlei problemen met communicatie, sociale interactie en verbeelding. In dit artikel beschrijven we de belangrijkste kenmerken van ASS, en lichten een aantal mogelijke oorzaken en psychologische mechanismen toe.

We maken hierbij enkele kanttekeningen.

We richten ons op kinderen en jongeren met een gemiddelde of bovengemiddelde begaafdheid. Dit betekent niet dat deze mensen geen moeilijkheden hebben met het schoolse leren. Autisme is een stoornis die op alle domeinen van ontwikkeling en functioneren (cognitief, affectief, sociaal, …) een invloed kan hebben.

We gebruiken de term autisme als synoniem voor Autismespectrumstoornis of ASS. Veel mensen met autisme storen zich aan het woordje ‘stoornis’ in de benaming ASS. De criteria om een autisme diagnose toe te kennen, worden bepaald door de American Psychiatric Association, en omschreven in de Diagnostic Statistical Manual of Mental Disorders of DSM.

In deze DSM, intussen de 5de editie, wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de oude categorieën als Autistische stoornis, stoornis van Asperger, PDD-NOS (Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven), Syndroom van RETT, enz. De criteria zijn gemeenschappelijk voor alle vormen van ASS. Er wordt dus ook geen expliciet onderscheid meer gemaakt tussen de mensen met autisme mét en zonder taal- en communicatieproblemen. De oude term ‘Stoornis van Asperger’ wordt niet langer gehanteerd voor mensen met autisme en sterke communicatieve vaardigheden.

 

We overlopen de criteria die DSM-5 vooropstelt, en geven telkens enkele voorbeelden uit de praktijk, toegepast op mensen van verschillende leeftijden: jonge kinderen, lagere school kinderen, tieners en jong-volwassenen.

De criteria worden hier overlopen om de verschijningsvormen van autisme toe te lichten. Het is onmogelijk om zelf op basis van deze criteria een diagnose te stellen: uitgebreid kinderpsychiatrisch onderzoek is hiervoor noodzakelijk.

 

                                 Criteria DSM-5

 

*Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in verschillende contexten, die niet het gevolg zijn van een algemene ontwikkelingsachterstand, en die zich uiten in alle drie de volgende kenmerken:

Tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid (o.a. problemen bij het beginnen en volhouden van conversaties en interacties, falen in een normale heen-en-weer-communicatie, en beperkt delen van emoties en interesses met anderen)

-Niet spontaan komen knuffelen, niet reageren op het horen van de eigen naam, niet reageren op wensen van volwassenen of andere kinderen

-Zich onwennig voelen in een gesprekje, of helemaal geen gesprek beginnen, of niet ingaan op contactpogingen van anderen

-In een gesprek telkens opnieuw beginnen over eigen interesses, zonder rekening te houden met de reacties van de gesprekspartner

-Niet of zeer beperkt antwoorden op vragen van anderen

-Weinig praten of overdreven tateren

-Woordenschat gebruiken die niet helemaal bij de leeftijd of de sociale groep hoort

-Weinig interesse tonen in het verhaal van anderen

-Weinig gevoelsreacties geven op het verhaal van anderen, en zelf weinig emoties delen

-Boodschappen met dubbele bodem verkeerd begrijpen

 

Tekorten in het ontwikkelen en behouden van relaties die in overeenstemming zijn met het ontwikkelingsniveau (gaande van een gebrek aan belangstelling voor andere mensen, tot moeilijkheden met sociale activiteiten die bij de leeftijd passen, en problemen met het afstemmen op uiteenlopende sociale eisen)

-Niet in de kring willen zitten in de klas, niet willen deelnemen aan spelletjes, zich afzonderen

-Een kus geven aan een onbekende, en oma voorbij lopen

-Geen onderscheid kunnen maken tussen plagen en pesten

-Zich moeilijk kunnen verweren tegen pestgedrag

-Op de speelplaats de hele tijd rondjes lopen of op een bankje zitten

-Zich terugtrekken

-Zich opvallend gedragen om een plaats te veroveren in de groep

-Kopiëren van het gedrag van anderen

-Te snel teveel persoonlijke informatie met vrienden delen

-Geen nieuwe vrienden vinden, omdat men zich onzichtbaar maakt

-Weinig inzicht hebben in groepsprocessen

 

Tekorten in het gebruiken en begrijpen van non-verbale communicatie (zoals bvb. oogcontact, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen, stem en intonatie, gebaren, enz.)

-Vreemd oogcontact: niet aankijken, ‘door’ iemand kijken, staren,…

-Strakke gelaatsuitdrukking

-Te laat opmerken dat de juf haar geduld verliest

-Monotoon spreken

-Geen sarcasme opmerken

-Onzekere, soms een beetje verstarde houding (schouders opgetrokken)

-Te snel concluderen dat iemand boos is

Aan elk van deze drie deelcriteria moet voldaan worden voor om de diagnose te kunnen stellen.


* Beperkte, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten

Stereotiep of repeterend gedrag in spraak, motoriek, of het gebruik van voorwerpen

-Lichtknop voortdurend aan- en uitschakelen

-Zinnetjes uit tekenfilm voortdurend herhalen

-Dezelfde film of serie voortdurend opnieuw willen bekijken

-Lesnota’s overschrijven tot ze ‘perfect’ zijn

-Hetzelfde computerspel over en over herhalen

Overmatig vasthoudend aan routines, geritualiseerde patronen van verbaal- of nonverbaal gedrag, of overmatige weerstand tegen verandering

-Alleen thuis spaghetti willen eten

-Niet willen logeren bij een vriendje

-Overstuur zijn als een aangekondigde toets niet doorgaat

-Volledig in de war geraken als een van de ouders op reis gaat

-Elke dag dezelfde maaltijd klaarmaken

Zeer beperkte/gefixeerde interesses die abnormaal zijn in intensiteit of focus

-Vreemde interesses of obsessies, zoals eieren of steentjes verzamelen

-Voortdurend opnames maken met filmcamera

-Obsessie met Egypte, die extreem veel tijd en ruimte in beslag neemt

Hyper- of hypo-reactiviteit op sensorische input of ongewone interesse in zintuiglijke aspecten in de omgeving

-Handen voor de oren houden bij drukte op de speelplaats

-Overstuur geraken als er geroepen wordt

-Niet met de bus naar school willen gaan, omwille van het lawaai op de bus

-Rustig worden van warm stromend water over het lichaam

-TL-lampen niet kunnen verdragen

Aan twee van de vier deelcriteria moet voldaan worden om de diagnose te kunnen stellen.

*De symptomen moeten aanwezig zijn van in de vroege kindertijd, maar het is mogelijk dat ze pas later volledig manifest worden, als de sociale eisen uit de omgeving te moeilijk worden voor de capaciteiten van het kind of de jongere.

*De symptomen moeten het dagelijks functioneren beperken en verstoren.

 

 

                                       Wat is de oorzaak van autisme?

 

We beschreven een aantal kenmerken van mensen met een diagnose ASS. In navolging van DSM-5 werd in deze beschrijving vooral gefocust op tekorten en problemen in het gedrag van mensen. Uiteraard is autisme iets heel anders dan een opsomming van tekorten. Het klinisch beeld van autisme is veel rijker en genuanceerder, en omvat ook een aantal positieve aspecten. Vanuit verschillende disciplines werd onderzoek gedaan naar de oorzaken van autisme. Zowel in de genetica als de neurologie werden in het voorbije decennium belangrijke ontdekkingen gedaan. Hoewel er nog steeds meer vragen dan antwoorden zijn, staat het vast dat ASS sterk genetisch bepaald wordt, en dat de ontwikkeling van de hersenen bij kinderen met ASS van vóór de geboorte anders verloopt. Er worden verschillen gevonden in de ontwikkeling van het hersenvolume, de werking van bepaalde hersenfuncties, en vooral in de verbindingen tussen verschillende hersengebieden en tussen de twee hersenhelften.

Wetenschappers zijn het met elkaar eens over één zaak: autisme wordt veroorzaakt door een specifieke wijze van informatie verwerken, een heel eigen wijze van waarnemen, denken, interpreteren,… We bespreken twee cruciale aspecten: informatie verwerken en interpreteren, en omgaan met prikkels.  

                                        Informatie verwerken en interpreteren

 

De autistische wijze van informatie verwerken wordt door Peter Vermeulen getypeerd  als contextblindheid. Mensen met ASS zijn detail-kijkers. Ze focussen op details, en overzien het geheel niet. Ze bekijken hun omgeving als losstaande fragmenten, en ervaren de wereld als een chaos. We geven enkele gevolgen en voorbeelden van ‘contextblindheid’

Sociale situaties niet juist interpreteren (vb: juf is niet boos, maar haar ogen zijn spleetjes omdat ze tegen de zon inkijkt)

Gevolgen van eigen handelingen niet goed voorspellen (vb: intekenen voor abonnement dat men niet kan betalen, vakantiewerk aannemen terwijl men weet dat het samenvalt met examens,…)

Geen rekening houden met gezichtspunt van anderen (vb: cadeau kopen dat men zelf graag zou krijgen, maar dat ongeschikt is voor de ontvanger, ronduit zeggen dat men niet blij is met een geschenk)

 

Het is niet verwonderlijk dat deze vervormde interpretatie veel spanning en problemen met zich meebrengt. Mensen worden hierdoor in de war gebracht, en ontwikkelen allerlei strategieën om in deze ingewikkelde wereld een beetje controle te kunnen ervaren. Veel zogenaamd probleemgedrag bij mensen met autisme kan gezien worden als een poging om zich staande te houden te midden van de chaos van fragmenten die onze wereld voor hen betekent.

                                          omgaan met prikkels:overgevoeligheid en ondergevoeligheid

 

Mensen met autisme nemen prikkels anders waar dan mensen zonder autisme, en reageren er dus ook anders op. De laatste jaren is duidelijk geworden dat dit een belangrijk en bepalend kenmerk vormt van autisme. Bepaalde prikkels worden te sterk waargenomen, bepaalde prikkels te zwak.

Mensen met ASS worden vaak overspoeld door prikkels, omdat zij er niet in slagen om relevante prikkels onder hun aandacht te brengen, en de andere (het ‘geruis’ op de achtergrond) weg te filteren. Daarom hebben zij het vaak zo moeilijk op drukke of ingewikkelde plaatsen, zoals een station, een feest,…  Een teveel aan prikkels kan leiden tot een overprikkeling van het zenuwstelsel, en zo tot spanning, vermoeidheid, paniekaanvallen of depressieve reacties. Kinderen met autisme hebben het vaak moeilijk in drukke en chaotische omgevingen, zoals speelplaatsen, zwembaden, enz. Soms kunnen zij bepaalde geuren moeilijk verdragen, bvb de geur van koffie, refters,…

Mensen met autisme kunnen ook net te weinig reageren op bepaalde prikkels. Klassiek is het voorbeeld van kinderen met ASS die helemaal geen pijn voelen wanneer ze zich verbranden, of mensen die geen verschil voelen tussen -5 en 35 graden C. Deze studenten lijken voor bepaalde geluiden hypogevoelig, voor andere hypergevoelig. Tijdens het studeren kunnen zij bijvoorbeeld luide muziek net naast hun bureau goed verdragen, terwijl ze zich mateloos ergeren aan huisgenoten die de trap op en af stappen. Jongeren met autisme zijn soms ook hypersensitief voor aanrakingen, en reageren hier agressief of angstig op.

 

Ook signalen vanuit het eigen lichaam kunnen mensen met autisme soms moeilijk interpreteren. Sommigen weten niet zo goed wanneer ze naar de dokter moeten gaan, of zijn ernstig ziek zonder zelf iets op te merken. Ook het aanvoelen van spanning, het bewaken van mentale en fysieke grenzen, kan een probleem zijn. Familie en vrienden zien een burn-out bij deze mensen soms sneller aankomen dan zij zelf.