Eten

 

Eetproblemen komen frequent voor bij jonge kinderen met autisme. Soms zijn deze moeilijkheden eenvoudig op te lossen, soms zijn ze erg hardnekkig, soms blijven ze tot in de volwassenheid onopgelost. We geven kort weer welke specifieke autisme-kenmerken een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van een eetproblematiek, en besluiten met enkele tips om lichte eetproblemen te verhelpen.

 

                         Zintuiglijke gevoeligheid

Mensen met autisme hebben soms erg gevoelige smaakpapillen, of zij kunnen moeilijkheden hebben met de textuur of de kleur of geur van voedsel. Zo kan een kind alleen rode groenten accepteren, en geen groene, zonder dat het dit zelf kan verklaren. Ook bepaald eetgerei kan problematisch zijn, omwille van kleur, vorm of materiaal. Heel wat kinderen met autisme hebben moeite met de overgang van melk naar vast voedsel, of van gemalen voedsel naar brokjes. Dit heeft te maken met de verandering van textuur van het voedsel. Een voorkeur voor melk en melkproducten blijft soms op latere leeftijd ook bestaan.

 

                         Verstoord hongergevoel

Bij een aantal mensen met autisme lijkt het hongergevoel anders dan bij mensen zonder autisme. De inwendige ervaring van honger kan ontbreken of onduidelijk zijn. Volwassenen kunnen eten op bepaalde momenten van de dag. Kinderen zonder honger zijn allerminst gemotiveerd om aan tafel te komen. Zij kunnen soms opvallend prikkelbaar worden, of slecht slapen door een tekort aan voedsel, zonder dat ze bewust honger ervaren. De vaak gehoorde slogan: “ze zal wel eten als ze honger heeft” gaat niet altijd op voor deze kinderen…

Bij sommige mensen ontbreekt eerder het gevoel van verzadiging: mensen stoppen niet met eten, en worden zelfs ziek van teveel eten. Volwassenen kunnen dit probleem deels oplossen door voor zichzelf een ‘redelijke’ portie te voorzien, bij kinderen moet men soms de tafel leegmaken en het voedsel wegzetten om het einde van het eetmoment duidelijk te maken.

 

                     Controle zoeken

Eetproblemen zijn in veel gezinnen verweven met een soort machtsstrijd tussen ouder en kind. Kinderen hebben heel snel door dat hun ouders het belangrijk vinden dat ze (gezond) eten, én dat ze volledig in de hand hebben of en hoeveel ze eten. Hierdoor hebben zij – gewild of ongewild – controle over hun ouders. Kinderen met autisme leven in een erg ingewikkelde wereld, en proberen voortdurend om controle te kunnen uitoefenen op hun omgeving. Hun ouders zijn meestal de mensen bij wie ze zich het veiligste voelen: deze mensen proberen zij te controleren. Kinderen met autisme worden nogal eens ervaren als dominant. “Aan de ene kant is hij zo kwetsbaar, aan de andere kant is hij soms een klein tirannetje,” hoor je wel eens. Bij kinderen met autisme kunnen eetproblemen versterkt worden door hun drang naar controle

 

                    Angst voor het onbekende

 

Bij het ‘leren eten’ worden voortdurend nieuwe stappen gezet, die voor veel kinderen bijna automatisch verlopen. Van melk naar pap, van pap naar brokjes, naar mee-eten aan tafel, met bestek eten, het menu stelselmatig uitbreiden, enz. Kinderen met autisme houden niet van veranderingen. Een verandering veroorzaakt spanning: de veilige gewoonte moet opgegeven worden, zonder begrijpelijke reden, iets nieuws moet aangeleerd worden. En zodra een kind dit onder de knie heeft, komt de volgende stap er al weer aan. Kinderen kunnen zo bang zijn voor kleine veranderingen, dat ze zich gespannen voelen en geen zin meer hebben in eten. Dit gebeurt soms ook als ze ergens anders zijn, zoals op school of bij de grootouders. Ze kunnen ook strijden om een oude gewoonte opnieuw te mogen opnemen. Bijvoorbeeld: als ik lepels spinazie rondgooi, wil mama misschien liever dat ik met mijn handen eet.

 

                  ‘Contextblindheid’

 

Mensen met autisme zijn vaak gericht op details, en vinden het moeilijk om het hele plaatje te zien. Zij begrijpen niet intuïtief dat ‘samen eten’ nog iets anders is dan ‘je maag vullen’. Gezellig samen zijn bijvoorbeeld is voor hen geen sterke drijfveer. Ze leren moeilijk gevolgen van hun gedrag te zien en voorspellen. Ze leren niet automatisch dat huilen of voedsel uitspuwen leidt tot boze mensen en een slechte sfeer, en ze koppelen hun eigen goede eetgedrag ook niet met een gezellig tafelmoment.

Soms leggen zij ook verbanden die het eten belemmeren. Zo kan bepaald voedsel gekoppeld worden aan een ziekte of andere nare gebeurtenis die er – al dan niet toevallig – op volgt. Kinderen kunnen vreemde associaties maken: als ik vlees eet, komt er ruzie met broer. Dergelijke associaties maakt iedereen (vb: overgeven na vissoep, tijdje geen zin meer hebben in vissoep), maar bij mensen met autisme zijn ze vaak moeilijker om te buigen. 

 

Eetproblemen komen in heel veel gezinnen voor. Bij kinderen met autisme zijn deze problemen vaak ernstiger én hardnekkiger. Soms is het mogelijk om – met veel energie en geduld – zelf voldoende verandering te krijgen in de eetproblemen. ‘Voldoende’ betekent hier: het kind neemt voldoende voedingsstoffen op, en de eetproblemen zijn draaglijk voor het gezin. Onderaan dit artikel vind je enkele tips. In een aantal gevallen vereisen de eetproblemen een gespecialiseerde behandeling op basis van een psychologische en/of psychiatrische analyse.

 

Tips

  • Maak het tafelgebeuren helder, eventueel aan de hand van pictogrammen of foto’s: iedereen blijft aan tafel, iedereen eet met bestek, iedereen proeft van elke kookpot een hapje, kiest dessertje, enz. Maak duidelijk wat je precies van je kind verwacht. Duidelijkheid maakt je kind rustiger, en helpt ook om controle te ervaren.

  • Probeer routine in te bouwen. Zorg voor drie maaltijden, en een tweetal tussendoortjes. De regel is best: geen eten tussen deze eetmomenten. Als je kind moeilijk eet aan tafel, en zelf in de frigo gaat voedsel zoeken wanneer het daar zin in heeft, dan is het belangrijk om dit gedrag te doorbreken. Als het eetmoment voorbij is, ruim je op, afhankelijk van de hoeveelheid die gegeten is. Het volgende eetmoment komt er opnieuw eten op tafel.

  • Pak elke verandering omzichtig aan. Als een verandering noodzakelijk is (vb: overgang naar vast voedsel), probeer deze verandering dan in heel kleine stapjes aan te leren. Verandering kan je best doseren. Als je in het eetpatroon verandering wil, laat je deze bijvoorbeeld best niet samenvallen met een verhuis.

  •  ‘Jij kiest wat er gegeten wordt, je kind beslist hoeveel.’ Dit is de algemene stelregel in voedingsadvies. Ook voor kinderen met autisme is meestal een goede regel, omdat de machtsstrijd hierdoor stevig ontmijnd wordt. Anderzijds moet je opletten. Deze regel gaat uit van de ‘interne wijsheid’ van je kind: uiteindelijk zal hij wel eten, het lichaam zorgt dat er genoeg voeding binnenkomt. Kinderen met autisme kunnen zich uithongeren.

  • Probeer te variëren met voedsel, maar ook rekening te houden met de voorkeuren van je kind. De meeste kinderen hebben liever kleine porties op hun bord, en kleine hapjes.

  • Houd de sfeer aangenaam en rustig. Als kinderen eten associëren met ruzie en lawaai, gaat het fout. Over het algemeen is het best om weinig over het eten zelf te spreken, dit verhoogt de spanning. Babbelen over andere zaken kan de sfeer aangenamer maken; babbelen kan je kind anderzijds ook afleiden van zijn bord.