Slapen

 

Slaapproblemen komen vaak voor bij kinderen en jongeren, nog meer bij kinderen en jongeren met autisme. Verschillende autisme-kenmerken spelen hierbij een rol. Bij het behandelen van een slaapprobleem is het belangrijk om een goede analyse te maken van de oorzaken en ontstaansgeschiedenis. Bij kinderen en jongeren met autisme kunnen een aantal specifieke kenmerken van autisme een slaapprobleem veroorzaken of ‘voeden’.

                      Prikkelgevoeligheid

Gevoeligheid voor licht en geluid kunnen het inslapen verstoren. Sommige mensen kunnen geen streepje licht verdragen, isoleren hun slaapkamer hermetisch en hebben het zelfs moeilijk met slaappartners die onvermijdelijk bewegen en geluid maken.

                     Mentale onrust

Veel mensen met autisme ervaren het dagelijkse leven als erg vermoeiend. Sociale interacties zijn ingewikkeld, onverwachte situaties geven spanning, drukte betekent een aanval op de zintuigen. Deze vermoeidheid uit zich in mentale onrust, die ook ’s avonds vaak blijft doorwerken, en op elke leeftijd het inslapen kan bemoeilijken. Zelfs ’s nachts blijkt dit een probleem: veel mensen met autisme hebben last van nachtmerries, worden ’s nachts plots angstig wakker, piekeren, enz.                    

                      Angst

Autisme en angst zijn nauw verweven. Als je de wereld en de mensen om je heen moeilijk begrijpt, leidt dit tot angst en onzekerheid. Kinderen met autisme zijn geneigd om zich – vanuit deze onzekerheid – sterk vast te klampen aan hun ouders. Separatie-angst speelt vaak een rol bij slaapproblemen bij kinderen. Ze zijn angstig om alleen in hun slaapkamer te blijven, of om alleen in slaap te vallen, en stellen alles in het werk om hun ouders bij zich te houden. Dit is een frequente oorzaak van slaapproblemen bij kinderen met autisme, en soms een héél hardnekkig mechanisme. Ook angst voor inbrekers, spoken, enz. kan separatie-angst versterken, of op zichzelf bestaan.

                Verbanden niet zien

Kinderen met autisme leren niet op een dezelfde manier als andere kinderen. Zij bekijken een eigen slaapprobleem vanuit hun eigen behoeften, op het moment zelf. Ze willen bijvoorbeeld graag gezelschap in de slaapkamer, ook als dit gaat over een boze mama die langzamerhand uitgeput geraakt. In die zin leren ze niet spontaan wat de negatieve gevolgen zijn van hun gedrag, voor zichzelf en voor anderen. Begaafde en hoogbegaafde kinderen met autisme kunnen vaak niet de vinger leggen op het probleem, maar worden wel onrustig door de toenemende irritatie en vermoeidheid van de ouders. Deze onrust motiveert het kind meestal niet om het slaapprobleem aan te pakken, maar versterkt het slaapprobleem voor.

                Woede-buien

Wie zijn gevoelens moeilijk kan reguleren, slaapt vaak minder goed. Vooral inslapen kan moeilijk zijn, bijvoorbeeld als je boos bent. Bij jonge kinderen met autisme zijn de veelvuldige woedebuien vaak een probleem. Een kleine frustratie kan leiden tot een moeilijk te kalmeren woede-aanval.  Bij het slapen heeft dit patroon twee gevolgen:

  • Ouders doen alles om dergelijke woede-aanvallen te vermijden, ook zaken die het slaapprobleem eigenlijk in stand houden of verergeren (vb: bij het kind blijven tot het slaapt, het kind in het eigen bed laten inslapen, e.d.).

  • Kinderen associëren slapen met woede-aanvallen, waarbij ze volledig de controle verliezen. Dit is onaangenaam en beangstigend: het kind gaat het slapen, of de eigen slaapkamer, vermijden, en de weerstand tegen slapen neemt toe.

 

Het is belangrijk om – bij een slaapprobleem – een goede inschatting te maken van de rol en impact van elk van deze aspecten. Op basis van deze analyse kan een goed behandelplan worden uitgewerkt.